
Ontmoetingen
11 januari 2019
My arms are open
25 januari 2019Wij mensen zitten eigenlijk heel gek in elkaar. Als we iets in overvloed kunnen krijgen, kijken we er niet naar om. Maar als datgeen ineens schaars begint te worden, staat iedereen in de rij om het te willen hebben. Of om er nog een glimp van op te vangen. En dan is het ineens heel erg gewild. Ik voel me ook ineens een gewild goed. Nu ik op reis ga, en mensen het is maar twee maanden hè, wil iedereen me nog snel even zien en afspreken. Zelfs mensen die ik überhaupt eigenlijk nooit zie. Uiteraard vind ik dit allemaal heel gezellig, maar ergens geeft al dat afscheid me ook het gevoel dat ik weg ga en niet meer terug kom. Of erger nog, dat ik niet meer terug kom omdat ik dood ga. Uiteraard zijn dit wat uit de hand gelopen gedachten, want ik ben zeker van plan om weer heelhuids terug te keren. Maar het zet me wel aan het denken. Ik vind het eigenlijk best leuk om “in trek” te zijn en zoveel aandacht van familie en vrienden te krijgen. Wellicht als ik altijd zoveel aandacht zou krijgen, zou ik het Spaans benauwd krijgen. Maar voor nu kan ik daar wel intens van genieten. Aan de andere kant zet het me dus ook aan tot nadenken.
Waarom willen we altijd pas iets hebben of bezitten als we het niet meer hebben of kunnen krijgen? Zijn we dan echt zo verwend dat we pas beseffen wat we hebben als we het hebben weggegooid of als het er niet meer is? Waarom kunnen we de dingen niet waarderen voor wat ze zijn, ook als ze er in overvloed zijn? En wat maakt het dan zo aantrekkelijk als het ineens iets schaars is geworden. Maakt dat het dan meer bijzonder ineens? Wellicht valt dat ook wel onder de noemer: “ Het gras is altijd groener aan de overkant”. We willen namelijk ook allemaal wat de ander heeft of we willen zijn zoals de ander. En daardoor kijken we te weinig naar onszelf en naar wat wij (te bieden) hebben. En verplaatsen we onze aandacht eigenlijk misschien wel te veel buiten onszelf. In plaats van dat we naar binnen gaan en focussen op wat wij de wereld te bieden hebben. Dus we zijn constant op zoek naar wat we niet hebben, in plaats van dat we omarmen wat we wél hebben. Als we daar nu eens naar zouden kijken, dan komt er ook ruimte om te genieten van de dingen en kwaliteiten die er wel zijn. En daarop te focussen en onze focus van buiten naar binnen te verplaatsen. Onszelf te omarmen. Zouden we door onszelf te omarmen en minder naar buiten gericht te zijn de niet-schaarse dingen dan ook meer kunnen waarderen? Zodat we daar al intens van hebben kunnen genieten en niet ineens heel zenuwachtig hoeven te worden als dat opraakt. Of blijven we als mens altijd op zoek naar de dingen die we niet kunnen krijgen, omdat deze dingen en de uitdaging om ze te krijgen aantrekkelijker zijn, dan het bezit zelf?
Eva